‘Mijn lichaam weigerde dienst, ik kon het werk niet meer binnenstappen’: waarom zoveel jongeren crashen op de arbeidsmarkt | De Morgen


A significant rise in long-term burnout and depression among young Belgian adults is raising concerns about workplace pressures and societal expectations.
AI Summary available — skim the key points instantly. Show AI Generated Summary
Show AI Generated Summary

“Ik ben psychologe van opleiding. Ik ken de theorie dus, ik ken de valkuilen. Maar zoals dat zo vaak gaat: er is een groot verschil tussen dingen weten en ze zelf toepassen. Al tijdens mijn studies stootte ik op het feit dat ik moeilijk zaken los kan laten. Ik voel me snel verantwoordelijk, wil het te goed doen om te voorkomen dat het niet goed genoeg zou zijn. En zo ging het op mijn werk ook, toen ik startte op de hr-afdeling van een groot bedrijf. Mijn opstart was chaotisch, ik moest meteen meedraaien. En dan had ik ook nog een functie waarbij één komma verkeerd zetten grote gevolgen had. Ik was 25 jaar oud en anderhalf jaar aan de slag toen ik uitviel. Zeven maanden ben ik out geweest.”

Vandaag is Katrien* net 30 geworden en vindt ze het nog altijd moeilijk om toe te geven dat ze een perfectionist is. “Mikken op 80 procent, dat kan ik nog altijd niet. Ik ga voor 100. Maar ik vind dat niet perfectionistisch, ik ben vooral bang om te falen. Ik ben wel beter geworden in het herkennen van de alarmsignalen. Wanneer ik te veel overuren aan het doen ben, om ervoor te zorgen dat mijn werk toch zeker goed genoeg is, weet ik dat ik moet oppassen. Mijn slaap is nog zo’n goede stressindicator. Vlak voor mijn burn-out werd ik ’s nachts altijd badend in het zweet wakker.”

‘Mijn burn-out was wel een struggle: waarom kon ik niet wat zoveel andere mensen wel moeiteloos doen?’
Katrien*

Wanneer Katrien nu minder goed begint te slapen, gaan de alarmbellen dus af. “Ik weet dat het gevaar er altijd zal zijn. Ondertussen werk ik in het onderwijs en heb ik een viervijfdecontract, op woensdag ben ik thuis. Ik besef dat het een privilege is dat ik dat kan, maar ik denk niet dat ik ooit nog voltijds ga werken. Ik heb het na mijn burn-out nog geprobeerd, maar dat vraagt te veel van mij. Sinds kort help ik op mijn vrije dagen bij paardrijlessen voor kinderen, en dat helpt me enorm. Als ik met de paarden bezig ben, kan ik mentaal helemaal tot rust komen.”

Haar geluk is ook dat ze altijd heeft kunnen rekenen op veel begrip en steun uit haar omgeving, zegt Katrien. Zowel van vrienden, familie en artsen als van haar werkgever en collega’s. “Ik heb me nooit geschaamd voor mijn burn-out. Maar voor mezelf was het wel een struggle: waarom kon ik niet wat zoveel andere mensen wel moeiteloos doen?”

Generatie Watjes

Katrien is geen alleenstaand geval. Een oproep via de onlinekanalen van De Morgen leverde in een mum van tijd een golf van verhalen op. Verschillende twintigers bij wie de problemen al begonnen tijdens hun studententijd, toen ze een job combineerden met hun studies, met daarbovenop nog de stress van een moeilijke thuissituatie. Ondertussen hebben ze een vaste job, maar zitten ze opgebrand thuis.

Er reageerde een 25-jarige die al drie jaar thuis zit met burn-outklachten. Een 28-jarige die gekraakt is onder de hoge werkdruk. Een prille twintiger die in een verkeerde studierichting terechtkwam, zich met succes heroriënteerde, maar vervolgens een klap kreeg door corona. Opgeven was geen optie. De lat voor zichzelf werd telkens hoger en hoger gelegd, met een uiteindelijke crash als gevolg. En zo liepen tientallen getuigenissen binnen.

Dat het veel verder gaat dan anekdotiek, bewijzen de cijfers die het Riziv (het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) begin deze maand publiceerde. Het aantal depressies en burn-outs die langer dan één jaar duren, steeg tussen 2018 en 2023 met 44 procent. De felst getroffen groep is die tussen 55 en 59 jaar. Maar, opvallend: de grootste stijging van langdurige ziekte door psychische problemen zien we bij de jongsten op de arbeidsmarkt. Op een jaar tijd, tussen 2022 en 2023, groeide die groep met 21,6 procent.

Lode Godderis, professor arbeidsgeneeskunde (KU Leuven) en CEO bij preventiedienst IDEWE, was niet verbaasd toen hij die cijfers hoorde. “Maar ik begrijp dat het niet logisch klinkt”, zegt hij. “Jongeren horen in de fleur van hun leven te zijn. Daardoor heb je nu oudere generaties die naar die twintigers en prille dertigers kijken en zeggen: de generatie zonder ruggengraat.”

U kent ze wel, de weinig flatterende benamingen die er de afgelopen jaren al bedacht zijn. De snowflakes, de sneeuwvlokjes die smelten zodra het wat warm wordt onder hun voeten. De generatie die niet tegen kritiek kan, die alles in de schoot geworpen kreeg, die op handen gedragen is door mama en papa, en nu heel snel heel veel wil, zonder de inspanning dan wel. De generatie Watjes.

Motivatie

Daar moet je bij professor arbeidsmotivatie Anja Van den Broeck (KU Leuven) niet mee aankomen. Veel te veralgemenend, veel te simpel. Maar het is wel zo dat de motivatie om te werken bij geen enkele groep zo laag is als bij die jongste generatie op de arbeidsmarkt, weet ze.

Uit onderzoek dat ze vorig jaar deed in samenwerking met hr-dienstverlener Tempo-Team, blijkt zelfs dat 24,4 procent van de respondenten jonger dan 34 jaar ronduit zegt niet gemotiveerd te zijn op zijn werk, zomaar wat te doen en de uren af te tellen. In geen enkele andere leeftijdscategorie ligt dat cijfer zo hoog. Daarnaast zegt 69,2 procent van deze jongeren dat ze hun werk doen voor het geld. “Een gebrek aan motivatie gaat hand in hand met een hoger stressniveau, wat de kans op minder kwalitatieve prestaties vergroot, en de kans op een burn-out.”

“Herinner u de slogan uit de jaren tachtig”, zegt Godderis. “‘Wij willen werk.’ Jongeren kwamen toen op straat omdat ze vonden dat ze recht hadden op werk, maar er geen vonden. Vandaag zitten we in de omgekeerde situatie. Veel mensen zien werk niet langer als iets positiefs dat bijdraagt aan een lang en gezond leven. Integendeel, zelfs. Ze vergeten nu gemakkelijk dat werk juist kan helpen bij mentale gezondheidsproblemen, dat een betekenisvolle job en steun van je collega’s essentieel zijn voor een gezond en gelukkig leven.”

Maar daar staat tegenover dat de werkdruk wel echt anders is dan toen die veertigers, vijftigers en zestigers – die nu zo neerkijken op het jonge grut –, zelf juist kwamen piepen. “De krapte op de arbeidsmarkt heeft daar zeker wat mee te maken. In iedere sector zijn er tekorten. Wie nu start, moet meteen inzetbaar zijn en renderen. Tijd om te groeien is er nog weinig, waardoor de druk om te presteren groot is”, zegt Godderis.

En wat blijkt uit het onderzoek van Anja Van den Broeck? Liefst 61 procent van de jongeren geeft aan dat ze hun job doen om bij te leren. Wat logisch is, want ervaring moet je opdoen. “Maar collega’s hebben door dat personeelstekort ook geen tijd om je te begeleiden”, weet Godderis. “Terwijl je die begeleiding nodig hebt om goed te kunnen presteren. Dat toont onderzoek duidelijk aan: de werkdruk is effectief sterk toegenomen.”

‘Als die jongeren zo snel op hun limieten stoten bij een eerste job, worden ze dan wel op de juiste manier aangeworven?’
Anja Van den BroeckProfessor arbeidsmotivatie (KU Leuven)

Ook door de digitale evolutie. Ondertussen weten we dat allemaal wel: dat die ons niet alleen goeds gebracht heeft. We staan constant ‘aan’, worden dankzij onze smartphone tot in ons bed en desnoods tot aan de andere kant van de wereld achtervolgd met mails, telefoons en whatsappberichtjes. “We ervaren dat effectief met zijn allen”, zegt Godderis. “Maar het effect is wel het grootst op jongeren. Zij zijn bij wijze van spreken geboren met de smartphone in de hand. Voor hen is het nog veel moeilijker om zich af te sluiten.”

Het is een dooddoener intussen, maar daarom niet minder waar: de maatschappij als geheel is ook zoveel complexer geworden. Dat blijkt uit het feit dat niet alleen burn-outs zo in de lift zitten, maar ook depressies, angststoornissen en andere mentale gezondheidsproblemen, zegt Van den Broeck.

“Was je een jonge vrouw zoveel jaar geleden, dan werd je lerares of verpleegster. Klaar. Dat was beperkend, maar ook duidelijk. Nu is er oneindig veel keuze. Kijk alleen al eens naar onze hogere opleidingen. Vroeger koos je een studierichting en wist je perfect wat je traject was. Hoogstens sleepte je een vak mee naar een volgend jaar. Maar nu heb je een PhD nodig om al die studievormen te begrijpen. Alles is moduleerbaar. Dat lijkt een luxe, maar dat geeft ook veel stress. Je kunt kiezen, maar je moet ook de verantwoordelijkheid voor die keuze dragen.”

In combinatie met een maatschappij die veel meer gericht is op status, die we graag showen op sociale media, is dat een zeer angstaanjagende cocktail, zegt Van den Broeck. “Want wat als die job of studierichting toch niet helemaal je ding is? Als jij niet bereikt wat anderen wel bereiken; niet hetzelfde flitsende carrièrepad, geen chi­que auto voor de deur, geen luxereizen? Dan rijst de angst dat het jouw fout is. Had je maar iets anders moeten kiezen. Maar dat is natuurlijk niet waar.”

Anders doen

Als je de uitleg hoort, klinkt het logisch dat zovelen kraken onder de druk. Maar was dit niet dezelfde generatie die het allemaal zo anders zou aanpakken? Die niet ging leven om te werken, maar werken om te leven? Die niet in de valkuilen wilde trappen waar ouders en grootouders wel insukkelden, en nooit wilden moeten verzuchten: had ik maar wat minder gewerkt?

Dat die ambitie er is, blijkt wel enigszins uit de motivatiecijfers van professor Van den Broeck. Maar de praktijk blijkt niet zo evident. “Er is nu eenmaal een financiële realiteit: minder werken is niet voor iedereen een optie. Maar anders werken is ook niet zo simpel”, zegt Van den Broeck. “Er zijn geen voorbeelden. Je eigen weg banen is echt niet noodzakelijk de gemakkelijke weg.”

Lore (27) viel uit na drie maanden als leerkracht. ‘Mijn ouders zeiden me als tiener al dat ik het rustiger aan moest doen, maar ik zie hen ook tot ’s avonds laat achter hun laptop zitten.’Wouter Van Vooren

Dat is bijna letterlijk hoe Lore (27) het verwoordt. “Van wie zouden we het moeten leren?”, vraagt zij. “Mijn ouders zeiden me als tiener al dat ik het rustiger aan moest doen, maar ik zie hen ook tot ’s avonds laat achter hun laptop zitten, terwijl ze in het weekend van het ene engagement naar het andere hollen. Grenzen aangeven, omgaan met druk en verwachtingen en pauzes nemen; dat zijn vaardigheden die we collectief moeten aanleren.”

Lore startte afgelopen september als leerkracht in een middelbare school. Haar droomjob: ze mocht film, toneel en zedenleer geven, en deed dat graag. Maar na drie maanden viel ze uit, fysiek en psychisch compleet uitgeput. Dat lag niet aan de job, is haar sterke overtuiging, wel aan het feit dat ze zichzelf al ruim tien jaar structureel voorbijholt.

Tijdens haar studies maakte ze al filmreportages voor culturele centra. Als afgestudeerd zelfstandig filmmaker combineerde ze constant verschillende projecten, of stond ze als interimmer de hele week voor de klas, om dan op zaterdagochtend de trein te nemen naar Nederland voor een regieopdracht.

“De druk om op elk levensdomein tegelijk perfect te presteren groeit. Terwijl vorige generaties konden bouwen op zekerheden – of zo lijkt het toch – denken wij dat we alles tegelijk moeten waarmaken in een steeds onzekerdere en veeleisendere samenleving. Ik wilde uitblinken in al mijn professionele opdrachten en een goede dochter zijn die op alle familiefeesten aanwezig was. En op de jeugdbeweging werd ook verwacht dat ik altijd paraat stond.

“Ook overprikkeling is zo’n groot probleem. Mijn zenuwstelsel was volledig ontregeld. Door professionele hulp toe te laten, leerde ik hoe belangrijk slaap, ontspanning en structuur zijn. Zomaar in de zetel liggen zonder telefoon of andere prikkels, wie kan dat nog? Of een weekend thuis rusten terwijl je vrienden foto’s posten van feestjes of citytrips? Ik besef goed: wat zichtbaar is op sociale media, zijn de successen, niet de moeilijkheden of het falen. Het geeft een vertekend beeld, en het voedt het gevoel dat je altijd moet doorgaan en zwak bent als je niet mee kunt. Ik ben me hiervan bewust, maar ook ik geef eraan toe.

“Ik weet dat veel mensen dat onbegrijpelijk vinden. Ik lees ook de commentaren op krantenartikels over burn-outs bij jonge mensen. Ik voel zelf ook die schaamte en teleurstelling. Het was heftig om van de dokter te horen dat ik tot het einde van het schooljaar zou uit zijn. Een zin die me toen hielp, was: ‘Wat betekenen deze paar maanden op een mensenleven?’ We hebben het gevoel dat opgeven of rust nemen niet mag, dat het tijdverlies is, terwijl het je juist zoveel kan opleveren op het vlak van welzijn, voor jezelf en voor de mensen rondom je.”

Werk in overvloed

De diagnose is intussen gesteld, de oorzaken zijn min of meer duidelijk. Maar wat gaan we eraan doen? Hoe zorgen we ervoor dat werken en maatschappelijke druk ons niet langer collectief ziek maken?

Dat is inderdaad essentieel, zegt Godderis. “Want deze tendens moeten we keren. We weten goed dat het na een afwezigheid van langer dan een jaar moeilijk wordt om weer aan het werk te gaan. Enerzijds omdat de zelftwijfel dan toeslaat: ga ik het wel aankunnen, gaat dit niet opnieuw gebeuren? En gesteld dat je een nieuwe job zoekt: vind ik iets dat nu wel bij me past?”

Maar anderzijds ook omdat zo’n lange afwezigheid bij rekruteerders en bedrijven vragen oproept over je weerbaarheid, zegt Godderis. “Gaat die hier na een paar maanden ook niet uitvallen, vragen ze zich dan af. Zeker nu de regelgeving over het gewaarborgd loon gaat veranderen en bedrijven langer voor de kosten van een zieke werknemer moeten opdraaien, is dat een belangrijk argument. En bedrijven vinden al zo moeilijk mensen. Overal staan er vacatures open. Als je dan iemand aanneemt, wil je zeker zijn dat die rendeert. Zo’n langdurige uitval, je dreigt dat je hele carrière mee te slepen.”

‘Ga het gesprek met je leidinggevende aan. Wat kan er aan de job veranderen? Wat kan ervoor zorgen dat je minder stress hebt?’
Lode GodderisProfessor arbeidsgeneeskunde (KU Leuven) en CEO bij preventiedienst IDEWE

Daarom pleit Godderis ervoor om vroeger in te grijpen, wanneer je je niet goed voelt in je job. “Ga het gesprek met je leidinggevende aan. Wat kan er aan de job veranderen? Wat kan ervoor zorgen dat je minder stress hebt? En als blijkt dat het niet oplosbaar is: we zitten met een arbeidsmarkt die schreeuwt om arbeidskrachten. Als je job niet goed bij je competenties aansluit, zoek dan een andere. Dat vind ik misschien nog het vreemdste aan die cijfers van het Riziv: dat er zoveel mensen zijn die niet zelf het heft in handen nemen om een job te zoeken die wel bij hen past. In arbeidsongeschiktheid glijden is echt veruit de minst gunstige optie.”

De vraag is: weet je dat als twintiger wel, wat er echt bij je past, wat je echt wil doen in het leven? “Natuurlijk niet, en dat wisten al die generaties voor hen op die leeftijd ook niet”, geeft Godderis toe. “Het is normaal dat je als jongere zoekend bent. Maar het verschil is nu wel dat deze generatie de luxe van de keuze heeft. Lukt het niet in een job, blijf er dan niet in hangen, maar probeer een andere.”

Elise Vandeplancke

We moeten er wel voor oppassen om de verantwoordelijkheid niet uitsluitend bij het individu te leggen, vindt arbeidspsychologe Van den Broeck. “Als we die burn-outs willen voorkomen, zullen we toch eerst aan de omgeving moeten werken”, zegt zij. “Ik kijk ook naar de bedrijven: als die jongeren zo snel op hun limieten stoten bij een eerste job, worden ze dan wel op de juiste manier aangeworven, met de juiste verwachtingen? Ik zie nu vaak jongeren starten in relatief hoge functies. Dat is geen cadeau. Je moet kunnen groeien in een job.”

Maar als we dan toch naar het individu kijken, klopt het wel dat het helpt wanneer je weet wat je wil, zegt Van den Broeck. Je afvragen wat je normen en waarden zijn, wat je doelstellingen zijn en hoe je die op korte en lange termijn kunt realiseren. “En nee, dat is op je 25ste geen evidentie. De beste vraag die je je dan kunt stellen is: wat doe ik eigenlijk graag?”

En dat is precies wat Lucas*, 23 jaar, geleerd heeft van zijn eigen mentale crash.

Hij haalde een masterdiploma beeldende kunst, werkte daarna even met veel plezier in een woon-zorgcentrum, maar belandde vorig jaar uiteindelijk bij een bank. “Als je uit de kunst komt, vind je nu eenmaal weinig jobs die bij je diploma aansluiten”, verklaart hij.

De term ‘klantenadviseur’ bleek echter al snel een eufemisme voor verkoper, en Lucas werd opgejaagd met verkoopsdoelstellingen voor kredietkaarten, hypotheken en beleggingen. Overuren bestonden officieel niet, toch was het maar normaal dat hij ’s avonds en in het weekend e-learnings volgde.

Het lastigste was dat hij er zowat alleen voor stond. “Ik was vaak alleen op kantoor en moest daar de boel draaiende houden: ik vulde de geldautomaat, ontving de klanten en moest maar mijn plan trekken. Niemand vond het nodig om me te begeleiden, en ik begon fouten te maken. Bovenop mijn reguliere werk – soms was ik een halve dag bezig met uitzoeken hoe ik iets moest regelen – kwamen de dossiers die ik verkeerd had aangepakt en die ik moest rechtzetten. Het was veel te veel, maar ik wilde me bewijzen. Niemand wil de nieuweling zijn die al na twee maanden opgeeft.”

Wat ook meespeelde, zo geeft Lucas nu toe, was het mooie loon. “Financieel heb ik van thuis weinig meegekregen. Natuurlijk vond ik het leuk om plots geld te hebben. Elke maand kreeg ik een dopaminekick van dat bedrag op mijn rekening. Je hebt ook veel geld nodig om mee te draaien in deze maatschappij. Enfin, dat denken we toch. En ook: ik hou mij ver van toxische mannelijkheid, maar ook in mij zat dat hardnekkige idee dat ik als man meer moet verdienen dan mijn vriendin.”

‘Een burn-out na een half jaar werken? Ik vraag me nog altijd af of de oudere generatie gelijk heeft en ik gewoon te lui ben om te werken’
Lucas*

Met de werklast stapelde ook de stress zich op. Lucas kon het werk niet meer loslaten. Hij sliep steeds slechter en had in het weekend geen puf meer om leuke dingen te doen. Na een fijne avond met vrienden – “een avond die ik veel te lang had uitgesteld” – weigerde zijn lichaam plots dienst. “Ik reed naar het werk en alles in mij zei: ik wil daar niet zijn. Het lukte me fysiek niet om het kantoor binnen te stappen. Ik ben dan naar de huisarts gegaan, die mijn symptomen als een klassieke burn-out omschreef. Dat vond ik moeilijk te geloven: een burn-out, op mijn leeftijd, na een half jaar werken? Nog altijd vraag ik me soms af: heeft de oudere generatie gelijk en ben ik gewoon te lui om te werken?”

Na een verblijf van enkele weken in de psychiatrie werkt Lucas nu aan zijn herstel. Hij doet veel aan mindfulness en yoga, en volgt therapie. Het belangrijkste, maar ook het moeilijkste, is oude patronen loslaten, zo vertelt hij. “Het verbaast me niet dat twintigers zo uitgeput zijn. Ik zie veel leeftijdsgenoten worstelen met dezelfde problemen: wij zijn opgegroeid met sociale media, die je dwingen om jezelf voortdurend te vergelijken met anderen. Wij zijn eigenlijk altijd op een of andere manier aan het presteren voor die ene foto op Instagram.”

En dan kan de realiteit weleens tegenvallen. “Mijn ouders hebben me vrij gelaten. Ik moest doen wat ik graag doe. Dat is fijn, tot je aan het echte leven begint en je belastingen en waterrekeningen moet betalen. Nu probeer ik vooral mijn eigen weg te zoeken. Mijn hart ligt bij de zorg, ook al betaalt dat veel minder. Maar een eigen huis en een auto voor de deur, misschien hoeft dat allemaal niet.”

* Katrien en Lucas zijn schuilnamen. Hun echte namen zijn bekend bij de redactie.

Was this article displayed correctly? Not happy with what you see?

Tabs Reminder: Tabs piling up in your browser? Set a reminder for them, close them and get notified at the right time.

Try our Chrome extension today!


Share this article with your
friends and colleagues.
Earn points from views and
referrals who sign up.
Learn more

Facebook

Save articles to reading lists
and access them on any device


Share this article with your
friends and colleagues.
Earn points from views and
referrals who sign up.
Learn more

Facebook

Save articles to reading lists
and access them on any device